Kleine
kwalen in de huisartspraktijk
Index
Oppervlakkige brandwonden
Zonneallergie/dermatitis solaris
Acute netelroos/urticaria
acuta
Definitie: eerstegraads danwel ondiepe tweedegraads
brandwonden.
Bij
1e graads alleen epidermis aangetast à erytheem.
Ondiepe
2e graads blaarvorming en egaal rozerood
aspect vd huid.
Full
thickness burns à diepe 2e graads; wisselend rode en wasachtige witte verkleuring.
Derdegraads; dermis volledig beschadigd; het aspect
is witgeel tot bruinzwart.
Etiologie: aard van de oorzaak zegt iets over de mogelijke ernst van de verbranding.
Thermische verwondingen: lokaal contact met vaste stoffen, vloeistoffen of
gassen, elektriciteit of open vuur.
Meest voorkomend: zonlicht, heet water, met water bereidde voedingsmiddelen, kortdurned contact met hete voorwerpen.
Waarmee komt de patiënt?: behandeling of verwijzing
noodzakelijk? Ernst en prognose?
Epidemiologie: 2-4 per 1000 patiënten per jaar. M:v 1:1. Relatief meer bij
jonge kinderen en 75-plussers.
Anamnese: gericht om de kans op diepere verbranding in te schatten.
Vragen: Tijdstip? Duur van inwerking?
Gekoeld en hoe lang? Zelfbehandeling? Oorzaak?
Onderzoek: pin-prick-test: oppervlakkige wonden zijn pijnlijk, diepere minder of
gevoelloos en minder bloedend.
Capillary refill intact bij
oppervlakkige wonden, afgenomen/verdwenen bij diepere.
Maken van onderscheid belangrijk voor prognose, diepere kunnen alleen vanuit
haarfollikels of wondranden herstellen. Vooral niet-herkende 2e graads wonden geven aanleiding tot nare littekens.
Heetwaterverbrandingen: snel diepere verbranding door hoge
soortelijke warmte (hoger dan van vet). Kans op ontstaan hypertrofische
littekens. Let bij kinderen op de borst (van tafel trekken).
Oppervlakte:
van belang ivm mogelijk systemische
complicaties als shock, sepsis, multi organ failure. Geschat door de
regel van negen. Kritisch % volwassenen 15%, kinderen 10%.
Lokalisatie;
bij verbranding ogen, oren, gezicht handen en perineum kans op latere
functionele bezwaren.
Beleid: eerst
water, de rest komt later. Ten minste 15 min. Voorkomt ook vrijkomen van
toxische stoffen, zodat schade wordt beperkt. Voorkomt oedeemvorming, wat
circulatie intact laat.
1e
graads genezen normaliter binnen 1 week, eventueel
verzachtende huidcrème ter voorkoming pijn en uitdroging. Bij veel pijn
analgetica.
Conservatieve
therapie ondiepe 2e graads brandwonden:
Open
behandeling: geneest aan de lucht, door sereus vocht
wordt korst gevormd, die tegen uitdrogen en infectie beschermt. Alleen mogelijk
op luchtige lokaties.
Half
gesloten behandeling: bedekken van de wond met zalven en crèmes, gevolgd door
gaas/verband. Keuze hiervoor op grond van lokatie
alsmede hoger infectierisico. Middel van 1e keus zilversulfadiazinecrème
1% (zeer effectief tegen P.Aeruginosa) toegepast op
hydrofiele gazen, dagelijks verwisseld. De tijdelijke verkleuring bemoeilijkt
de beoordeling, zorg dus dat je eerst zeker bent van de aard van de
verbranding. In twijfelgevallen kan men beginnen met neutrale zalf. Povidonjoodzalf 10% is geïndiceerd bij mogelijke
contaminatie met Gram-positieven.
Gesloten
behandeling: kan alleen bij brandwonden
die nog steriel zijn. Bij een blaar kan deze intact gelaten worden. Paraffinegazen
kunnen het blaardak hierbij steunen. De blaarkap moet na 3-5dgn worden
verwijderd en de behandeling volgens de half-gesloten
methode worden voortgezet.
Hydrocolloïd-verbanden zijn een uitstekend alternatief,
geneest sneller, echter duurder. De gel die gevormd wordt lijkt op pus,
waarschuw de patiënt hiervoor.
Een
oppervlakkige 2e graads brandwond moet in
maximaal 3 weken volledig genezen zijn.
Preventie en voorlichting: Blijvende schade in de vorm van
hypertrofische littekens kan door goede controle worden voorkomen. Let op dat
de meeste ongevallen binnenshuis plaatsvinden.
Definitie: gekenmerkt door erythemateuze, jeukende
huiduitslag met papels en/of vesikels, in het
bijzonder op aan zon bloodgestelde delen van de huid.
De uitslag ontstaat enkele uren na expositie en is meestal seizoensgebonden
(einde voorjaar, begin zomer). De uitslag verdwijnt spontaan na enkele dagen
tot weken; er zijn geen restverschijnselen.
Etiologie: uv-B veroorzaakt verbrandingsreacties. Bij
allergische reacties vooral uv-A van belang of een
combinatie van. Er is onderscheid te maken tussen:
idiopatische (constitutionele) allergie, dus echte “zonneallergie”
fototoxische dermatitis:
versterkte reactie op zonlicht tgv genuttigde stoffen
of medicijnen.
fotocontactallergisch
eczeem: contacteczeem voor bepaalde stoffen, die na sensibilisatie niet zonder uv kan ontstaan.
metabole
lichtovergevoeligheid: zoals bij cutane porfyrieën en xeroderma pigmentosum
Waarmee komt de patiënt?: jeukende uitslag, meestal aan handen,
armen of gelaat. Jeuk en ontsierend effect.
Epidemiologie: 10-20%
van vooral jonge, vrouwelijke volwassenen, bij mannen aanzienlijk minder.
Anamnese: verband met de zon, eerder gehad?, contact met stoffen van buitenaf
(chemisch, zalven, cosmetica, zonnebrandcrème), gebruik van geneesmiddelen, veregering in schaduw of achter glas? (uv-A)
Onderzoek: bij inspectie een polymorf beeld met rode papels en erytheem,
ook wel eczeemachtige droge huid en kleine vesikels.
Aan zon blootgestelde delen meest aangedaan. Bij roodheid in het gelaat
kindriehoek en onderzijde wenkbrouwen vrij. Handen
vaker aangedaan dan gelaat. Aanvullend onderzoek meestal niet nodig, eventueel differentiëren
tussen uv-A of uv-B
allergie (voor preventie).
Beleid: behandeling
is niet nodig, verdwijnt vanzelf binnen aantal dagen tot weken, mits geen
expositie plaatsvindt. Tijdens de zomer treedt gewenning op.
Voor
behandeling van de jeuk eventueel indifferent schudmengsel (lotio
alba FNA, lotio calamini FNA) of corticosteroïdcrème
(hydrocortisoncrème, 1% FNA)
Nieuwe zonnebrandcrèmes
bieden naaast uv-B
bescherming ook uv-A bescherming, de factor voor A is
echter lager. 30 min. voor blootstelling aan de zon aanbrengen, ruime
hoeveelheid en na 2-3 uur opnieuw, evenals na zwemmen en hevig transpireren.
Zonwerende middelen (titaandioxide 2 tot 5%) beschermen ook enigszins tegen uv-A, maar hebben cosmetische bezwaren.
Preventie en voorlichting: tijdens voorjaar zeer geleidelijk blootstellen aan zonlicht
en de huid zoveel mogelijk bedekken. Indien sprake van fototoxische of
fotoallergische reacties dienen verantwoordelijke stoffen vermeden te worden.
Definitie:
Etiologie:
Waarmee komt de patiënt?:
Epidemiologie:
Anamnese:
Onderzoek:
Beleid:
Preventie en voorlichting:
Definitie:
Etiologie:
Waarmee komt de patiënt?:
Epidemiologie:
Anamnese:
Onderzoek:
Beleid:
Preventie en voorlichting:
Definitie:
Etiologie:
Waarmee komt de patiënt?:
Epidemiologie:
Anamnese:
Onderzoek:
Beleid:
Preventie en voorlichting:
Definitie:
Etiologie:
Waarmee komt de patiënt?:
Epidemiologie:
Anamnese:
Onderzoek:
Beleid:
Preventie en voorlichting:
Definitie:
Etiologie:
Waarmee komt de patiënt?:
Epidemiologie:
Anamnese:
Onderzoek:
Beleid:
Preventie en voorlichting:
Definitie:
Etiologie:
Waarmee komt de patiënt?:
Epidemiologie:
Anamnese:
Onderzoek:
Beleid:
Preventie en voorlichting:
Definitie:
Etiologie:
Waarmee komt de patiënt?:
Epidemiologie:
Anamnese:
Onderzoek:
Beleid:
Preventie en voorlichting: